Met onze vriendenfietsgroep, de Hamburgers en Kanonnen, gaan we ieder jaar op een mooie bestemming fietsen. Deze keer werd dat Vlaanderen: een voor wielerliefhebbers zo ongeveer heilige omgeving, en daar hoorde dan ook een gepaste voorbereiding bij. Er was een Rondeboek van 25 pagina’s, compleet met routes voor iedere categorie wielrenner en een heuse sterrenverdeling waarin alle zeventien deelnemers werden ontleed op hun sterke en zwakke punten.

Zo waren er de topfavorieten Garikai en Wout (beiden vijf sterren en echte Kanonnen), kreeg Huib (“luxeknecht”) er drie en moest Hamburger Sander (“Huh, zei er iemand trainen?”) het met slechts één ster doen. De parcoursbouwer – Huib, tevens schrijver van het Rondeboek en de man van de sterren – had bovendien zijn best gedaan zoveel mogelijk vervelende kasseiklimmen en – stroken in de routes op te nemen. Over de Haaghoek – een nare dalende weg met slecht liggende stenen – wilde hij nog wel een stemming houden. “2 vóór en 14 tégen? Helemaal goed jongens, slaan we die over.”

De volgende dag was tot ieders verrassing diezelfde Haaghoek ‘gewoon’ nog in de route opgenomen.

Als Museeuw in zijn beste dagen

Waarom ook niet: fietsen in Vlaanderen is sowieso een beproeving voor de gemiddelde wielerrecreant. Het is een opeenvolging van korte maar veelal steile beklimmingen. Bekende klimmen als de Koppenberg, de Paterberg en de Bosberg zijn obstakels waar de benen het zomaar kunnen begeven. Dat overkwam bijvoorbeeld Chiel; drie sterren en in het Rondeboek vergeleken met Johan Museeuw in zijn beste dagen, maar evengoed in de laatste dertig kilometer geveld door hevige kramp.

Evengoed was fietsen in Vlaanderen een feest. Vier dagen stralend weer hielpen daar zeker bij, ook omdat rijden over natte kasseien bijna niet te doen is. Welke wielerliefhebber herinnert zich niet de beelden van de spekgladde Koppenberg in 2024? Van der Poel kwam fietsend boven, net als Jorgenson en Pedersen. De rest van de profs: met de fiets aan de hand strompelend richting de top.

De douches van Roubaix

Als bonus brachten we nog een bezoek aan het nabijgelegen – en minstens zo legendarische – Vélodrome van Roubaix. De hekken stonden open, dus de wielerbaan opfietsen was geen enkel probleem. En ook bij de douches konden we nog even een kijkje nemen. Mag je dan zo’n typische ‘kijk mij eens afgezien hebben op al die nare Parijs-Roubaix kasseistroken’-foto maken? Garikai vond in elk geval van wel.

Ook de Muur van Geraardsbergen mocht natuurlijk niet overgeslagen worden. Met de hele groep omhoog harken, en dan daarna voor de foto nog even de laatste twintig meter opnieuw doen. Soepel trappend en door de neus ademend uiteraard.

Ja, voor degenen die er nog nooit gefietst hebben: Vlaanderen doet zijn naam als ultieme wielerbestemming wel eer aan. Hoewel je daar al rammelend en jammerend op de Haaghoek misschien toch even anders over zult denken.